Zaterdag 6 augustus
De volgende ochtend voeren wij op een één of andere skeere boot richting Belfast. Het stonk, het was lawaaierig, alles zat onder het roet en we schommelde alle kanten op. De Daf paste niet eens meer benedendeks, en er zat de hele tijd een irritant stelletje ons uitzicht te verpesten. We waren beter gewend van Stena Line.
Ondanks onze powernap waren we allebei nog zo gaar als een Intercity klapstoeltje. De overtocht duurde zo’n twee uur, dus je kon aan boord ook niet echt goed pitten. Bovendien, ik was zo slim om mijn kussen in de Daf achter te laten dus ik wist niet waar ik het zoeken moest. Ik ben dus maar even een luchtje wezen scheppen op het sloependek.
Mooi uitzicht, dat wel. Jammer dat mijn tenen er af vroren door de gierende zeewind.
Ergens rond 5 uur o.i.d. kwamen wij aan in onze tweede hoofdbestemming, Belfast, waar de Titanic was geboren.
We waren nu nog meer gebroken als toen wij de boot opgingen en konden nog amper onze ogen openhouden. Deze vroegte had een voordeel en een nadeel. Er was geen hond op de weg dus het autorijden was nog uit te houden. Maar daarentegen was de stad zo ontzettend uitgestorven dat ieder en elk hotel nog dicht was of geen reserveringen kon aannemen. (pas na 9 kon je vaak terecht)
Clint had ergens een B&B gevonden die 24 uur per dag open was. Na 4 keer door dezelfde straat gereden te hebben en verschillende arbeiderswijken te hebben getrotseerd, kwamen we er achter dat de reden dat wij die toko niet konden vinden was omdat er één grote steiger omheen stond… De boel was in aanbouw…
Het was inmiddels 7 uur en we hadden nog steeds niets gevonden. Het was gewoon niet leuk meer. We waren moe, we voelden ons vies, we hadden honger, en we waren zo verdwaald als de pest.
Uiteindelijk zijn wij op zoek gegaan naar een hotel in het centrum van de stad. Hier stond een bootlading aan hotels. Eén probleem, er was die dag een homo parade aan de gang en ieder hotel was volgeboekt. Daarbij had ik ook het idee dat elk hotel ons een kamer met één tweepersoons bed wou aanbieden die uiteraard allemaal volgeboekt waren, en waar wij absoluut niet aan moesten denken.
Zelfs dit liep op niets uit. Alles zat vol.
Van alle dagen die wij hadden uitgekozen om naar Belfast te gaan, pikte wij de dag uit waarin de hele fashion industrie een parade ging houden.
We zijn dus maar in een ouderwets eetcafé wezen ontbijten. Dit was op zich wel grappig omdat het mij deed denken aan een Amerikaans jaren 50 eetcafé. Je had overal zetels, de eigenaresse liep met een schort om en een pot koffie in de hand voortdurend door de tent heen koffie te schenken en zelfs het interieur is volgens mij niet meer aangeraakt sinds dat tijdperk. Of dat laatste iets positiefs was ben ik nog niet helemaal over uit.
Dat stevige ontbijt deed veel goeds. En we konden weer wat nuchterder nadenken. Inmiddels was het alweer bijna 9 uur, en onze beide biologische klokken hadden al zoiets van “Fu©k it, als jullie niet gaan slapen dan zoek je het maar uit” en onze slaperigheid begon langzaam weer te verdwijnen. Misschien kwam het door die 3 bakken sterke koffie.
Een hotel had nu geen zin meer, dus we besloten maar om gelijk die dag naar de “place to be” te gaan; de voormalige locatie van Harland and Wolff, ooit een gigantische scheepswerf dat inmiddels is veranderd in een kleiner engineering kantoortje met een reparatiewerf. Het overige terrein wordt nu gebruikt voor Titanic gerelateerde musea, hotels, en zelfs film studios waar menige films en series worden opgenomen zoals Game of Thrones. Dus ja, de volgende keer wanneer je Khaleesi met draken ziet vechten, dan weet je dat ze op diezelfde plek ooit een oude stoomboot in elkaar hebben geknutseld.
Afijn, blijkbaar waren wij nog niet zo scherp toen wij op weg waren naar het Titanic “hoofdkwartier”. Want zonder dat wij het doorhadden reden wij kats een voetgangers promenade op. Het was gewoon alsof de weg ineens spontaan was verdwenen. Dus tussen de verontwaardigde blikken van menig Belfastenaar (geen idee of dat een woord is) en toeristen reden wij met net zulke rare gezichten door de winkelstraat heen. Tot onze schrik kwam er uit een zijstraat een politieauto gereden, dus ik heb gelijk het noodplan in werking gesteld. Ik greep naar de wegenkaart, heb deze hoog en duidelijk in het zicht gehouden en zette een raar achterlijk gezicht op wat een verdwaald iemand moest voorstellen.
Volgens mij werkte het, want wij zijn de hele straat achter hun aan gereden totdat wij er weer uit waren.
Toen wij eindelijk weer op een normale weg terecht kwamen, was eindelijk het bord in beeld:
Queens Quay.
En daar was ie dan, het Titanic museum:
De Daf trok veel bekijks van het wandelende publiek. Sommige mensen met dikke camera’s zag je zelfs als de wiederweer over het heuveltje springen om een foto te maken. Je voelt je net een filmster.
Het museum was vrij imposant. Het voelde ook een beetje raar, bij het zien van alle toeristen, eetgelegenheden, een souvenir winkel en de omliggende hotels. Is het toch een aparte gedachte dat ooit een tragische scheepsramp met 1500 doden nu een toeristische attractie is geworden. De ene zijn dood de ander zijn brood zegmaar. Echter niets is minder waar;
Clint had een moderne CAD tekening gemaakt van het algemeen plan van Titanic’s tender, de SS Nomadic, wat het enige White Star Line schip is dat nog bestaat. We waren nog geen 10 minuten binnen of hij had al iemand gevonden om aan te spreken. Een vriendelijk super enthousiast vrouwtje. Wat bleek, zij was toevallig de manager van het museum. Toen m’n maat de tekening liet zien was ze helemaal dol. Voor wij het wisten kregen wij allebei vrijkaartjes tot het museum en de Nomadic, die buiten in het dok staat.
Nee, wij hebben geen Jack en Rose foto op de boeg gemaakt. Vergeet het.
Deze schuit was ooit helemaal verpauperd en omgebouwd naar een skeer restaurant ergens ooit in Parijs. Wonder boven wonder had de eigenaar van het restaurant meer dan de helft van het gesloopte interieur in een loods bewaard, waardoor de tender nu weer bijna in volle glorie is hersteld.
Ook hier spraken wij met de beheerders van het museumdeel, en kwamen wij er achter dat zobeetje het hele museum wordt gerund door Titanic fanaten. Dit was ook heel duidelijk te merken in de zorg en aandacht dat overal aan was besteed en de hoeveelheid respect die zij hadden tegenover de scheepsramp. Zo gebruiken zij bijvoorbeeld ook geen artefacts die van het scheepswrak komen, wat wij op zich wel weer jammer vonden, maar ach.
Om bijvoorbeeld een idee van de schaal te krijgen, hebben zij op de plek waar de schuit in elkaar is gezet een silhouet van de romp en de bovenste dekken uitgetekend. Aan de rechterkant hebben zij verhoudingsgewijs aangegeven hoeveel passagiers van welke klasse de ramp niet hebben overleefd met velden bestaand uit gras en houten boorden.
Je ziet dus dat er behoorlijk wat aandacht is gegaan naar behoud van cultureel erfgoed. Een aantal jaren hiervoor was het nog één grote puinbak waar niemand meer naar om keek.
Beetje bij beetje wordt het hele terrein verbouwd naar een musea. Toen wij er waren stond het tekenkantoor van H&W in de stijgers.
Maar dat zoog, dus wij zijn stiekem even onder de hekken doorgegaan om onze eigen privé tour te organiseren.
M’n maat zocht meteen een manier om binnen te kunnen komen. Maar helaas was ik een te groot watje waardoor wij het uiteindelijk niet hebben gedaan. Nu ik er zo aan terug denk was het eigenlijk misschien best jammer omdat die hallen nu nog steeds “onaangetast” in verval waren geraakt met nog originele bureaus en tekenrollen. De Ierse versie van Pripyat zegmaar, op kleine schaal en niet zo dramatisch.
Anyway, een stukje verderop kwamen wij aan bij de Thompson Graving Dock. Hierin is het schip uiteindelijk afgebouwd.
Blijkbaar werd dit weer beheerd door een ander museum. Maarja, het hek stond open dusseh…. ja.
Niks zeggen he?
Vroeger keek je tegen dit stalen schouwspel aan.
Nu moeten wij het doen met deze lapschwanz.
Blijkbaar was daar nog iemand aan zijn Daf aan het sleutelen.
Aan het einde van de dat verbleven bij bij een Premier Inn op hetzelfde terrein. Daar hebben wij wat pizzas laten brengen, want we hadden geen energie meer over.
Ik viel dood neer in bed, en voor ik het wist was de volgende dag alweer aangebroken.
Zondag 7 augustus
Eindelijk weer fris een fruitig.
Vandaag was het tijd om richting Dublin te rijden. Vlak daarboven wouden wij een B&B opzoeken om de dag erna bij Dublin de boot te pakken. Lekker rustig aan.
De rit verliep vrij vlot. Echter begon de Daf ineens wat meer om aandacht te vragen. We begonnen te merken dat de ontsteking na een aantal kilometer steeds slechter begon te staan. Telkens wanneer wij ergens gingen stoppen, moest Clint weer met de schroevendraaier onder de motorkap.
Vanzelf kwamen wij in een vaag plaatsje aan waar wij op het parkeerterrein van een Mc Donalds weer konden gaan afstellen.
M’n maat stelde ze af, deed de verdelerkap er weer op, en starten maar!
zk zk zk zk zk zk (moet een auto geluid voorstellen) zk zk zk zk zk zk…. zk zk zk zk zk zk….. Niets. Hij wou niet meer starten.
Ik zag het probleem al meteen, de verdeler rotor lag nog keurig te relaxen in de regengoot. En tja, dan doet ie niet veel nee.
We stopte hem er in, Clint startte de wagen, en KABAM! er kwam toch een knal uit die uitlaat zetten! ongelooflijk! Alsof er iemand een vlinderbom had afgestoken. Als resultaat sprong iedereen met Big Macs en al 3 meter de lucht in. En ook ik lag boven in een lantaarnpaal.
Omdat er voorafgaand geen religieuze kreet was geroepen ging iedereen -nadat hun hartslag weer was teruggezakt- weer gewoon verder met waar ze mee bezig waren.
Afijn, uiteindelijk kwamen wij aan in een plaatsje genaamd “Rush” waar m’n maat al direct weer een lezing mocht geven over de Variomatic.
Het dorpje was verder zo klein, als iemand in het westen een scheet liet moesten ze in het oosten het raam dichtdoen.
Na een kleine zoektocht hadden wij een B&B gevonden genaamd “Maroc House”
Een zeer nette Bed & Breakfast dat werd beheerd door een vriendelijk vrouwtje.
Als je hier ooit heen gaat, kies het éénpersoons bed achterin. Want terwijl ik een comfortabele nacht had, zat Clint te klagen over zijn bed. Hoge standaarden misschien? Nee, dat kan niet. Dus ik ben er de volgende ochtend ook even op gaan liggen. Volgens mij was er geen springveer meer over. Dit was geen boxspring matras, maar een brickspring. Want zo hard lag het.
Anyway, in dezelfde ruimte stond ook één van de meest comfortabele banken ooit.
Of misschien was het comfortabel omdat wij inmiddels al langer dan een week op twee gammele autostoeltjes moesten zitten.
Overigens lag er ook interessante literatuur.
Maandag 8 augustus
Onze laatste dag in Ierland. Dit maal een klein stukje naar Dublin rijden om daar de boot te pakken richting Holyhead. Even kijken, hoe laat ging ie ook alweer?
..
…..
..3 uur…
‘s nachts….
…..
We hadden wat langer de tijd moeten nemen om te gaan boeken…
Ach, zo hadden we tijd zat om wat sightseeing te gaan doen. Zeer professorisch had ik de action cam aan de gril vastgebonden om zo een boeiende opname te kunnen maken. Tijdens de opname liep hij alleen vast dus er is geen enkele video geschoten. Goedkope meuk.
We reden eerst naar Howth om wat rond te gaan banjeren.
Howth is een doodgewoon plaatsje, apart van dat er af en toe een boot over het kruispunt heenrijdt.
Eén van die dingen die je nooit verwacht te zien in je leven.
Daar rond Howth lag ook echt weer zo’n route die mij meer aan de Spaanse kust deed denken dan aan het regenachtige wereldje van Engeland.
Echt een prachtig uitzicht met wat Jurassic Park on the side.
Er waren zelfs OCD planten.
Op de parkeerplaats trokken wij nog een blik knakworsten open, om er vervolgens achter te komen dat onze pannen diep verstopt lagen, ergens in dat rijdend warenhuis van de Action.
Maar, vrees niet! Clint had een idee, hij pakte gewoon het koffiezet kannetje en propte ze daar in. Het werkte nog ook.
Als je wilt kan je dus een paar lekkere bakken knakworstkoffie zetten. Een echte delicatesse!
Terwijl de zon alweer omlaag ging reden wij Dublin binnen. Voor mij de tweede keer dat ik er kom, en dat ook nog eens binnen hetzelfde jaar.
Omdat ik er de eerste keer met het vliegtuig naartoe was gegaan voelde het heel grappig om er nu met zo’n Daf doorheen te rijden. Omdat ik nu pas echt het besef had hoe ver dit was.
Na wat bij de Mac gegeten te hebben wisten we niet waar we het zoeken moesten. De boot vertrok pas over 5 uur. Dus we gingen maar wat rond pruttelen, opzoek naar een kroeg of zo.
Zonder dat wij het wisten reden we een straat in die blijkbaar was afgesloten voor bouwverkeer van een toren. Dus we moeten er weer terug uit. Tsja, het was 1 recht stuk, en geen auto of voetganger te bekennen….
GGRRRNNNKKK, het pientere pookje in zijn bijzondere stand en gassen maar. Met 50 km/u reden wij in zijn achteruit door de straat weer terug naar waar wij vandaan kwamen. Dood eng, maar toch wel een uiterst bijzondere ervaring. Ik kon bijna het commentaar van Andre van Duijn horen.
Uiteindelijk vonden wij ergens een kroeg.
Trouwens, ik weet dat heel Dublin in principe één grote kroeg is, maar wij waren zo ver afgedwaald dat wij het toeristische gedeelte alweer waren uitgereden.
Ik moet zeggen, zo’n lokale kroeg ervaring als deze ben ik nog nooit tegengekomen, want wij kwamen aan midden in een pubquiz waar elke zuiplap met volle enthousiasme aan meedeed. Het zag er gezellig uit, maar voelde ook wel een beetje ongemakkelijk omdat wij de enige twee nuchtere Nederlanders waren die daar zaten. Afijn, we bestelde wat te drinken en onder het genot van een Guinness konden wij een karaoke aanschouwen die na de quiz plaatsvond.
Dit moment was nogal.. lastig.
Er kwam op ten duur namelijk een persoon op het podium die een verstandelijke beperking had en samen zou gaan zingen met de quizmaster.
Ik wil eerst even zeggen dat dit niet iets is om over te gaan zitten grappen vanwege de ernst van zo’n aandoening.
Wij konden het alleen niet helpen dat wat er werd gezongen nogal… amusant was. Want ze waren allebei straalbezopen en de quizmaster had een luide stem, waar deze jongen overheen probeerde te komen en daarom dus harder ging zingen, waarop vervolgens de quizmaster ook weer harder begon te zingen en dit rideltje zich nog enkele keren herhaalde waarna er uiteindelijk gewoon keiharde oergeluiden door die microfoon werden heen geblèrd.
Het was al moeilijk om de lach binnen te houden, maar toen wij elkaar aankeken zagen wij pas dat elk van ons een knalrode kop begon te krijgen. En wij waren -uiteraard- de enige twee in die kroeg die uitgerekend nu zo’n melige bui begonnen te krijgen.
Terwijl de één bierfiltjes zat te versnipperen, en de ander vol concentratie wat reclame op de muur probeerde te lezen, allebei wegkijkend van de rest, besloten we maar gauw ons bier op te drinken en onze route weer voort te zetten, zodat wij ook de druk konden loslaten. Die lach inhouden is serieus één van de moeilijkste dingen die ik ooit heb moeten doen.
Weer terug in de auto reden wij naar de haven van Dublin waar we nog een uur zijn wezen pitten o.i.d.
Toen wij eenmaal op de boot konden was ik slim genoeg geweest om dit keer een kussen mee te nemen. Wij hadden zo een plekkie gevonden. Ah lekker rustig.
…totdat een kwartier voordat de boot vertrok ineens het hele fu©king VMBO van Ierland aanboord kwam vol met luidruchtige 12 jarigen die constant door de gangen zaten te rennen, een teeringherrie zaten te maken en met dikke speakers in de gangen dubstep en andere walgelijke “muziek” zaten af te spelen. Oh, en als je er wat van zou gaan zeggen dan werd je met een agressieve blik aangekeken. Waar was het personeel? Geen idee, die zullen wel naar de stuurhut gevlucht zijn want er was nergens iemand te bekennen. Wat een verschrikkelijke overtocht was dat. Ik heb er nog trauma’s van over.
De volgende keer boek ik een hut.
Stormde het maar als een gek, dan waren al die rot koters ten minste te misselijk om herrie te kunnen trappen en lagen ze allemaal te huilen in een foetushouding bij de toiletten.
Dinsdag 9 augustus
Na twee uur in die hel gezeten te hebben kwamen wij weer terug aan in het Verenigd Koninkrijk bij Holyhead.
We hadden niet vergeten hoe wij de vorige keer wij door de Britse douane heen reden met die drempels, dus dit keer reden wij ontzettend voorzichtig over elke drempel die wij zagen. Mocht het baten? Nee natuurlijk niet. Met een ongelooflijke knal maakte de Daf alweer een smakkerd met zijn kont op de drempel. Echt waar, hoe hebben ze het ooit kunnen verzinnen? En rara wat wij weer konden horen; een mechanisch geratel vanuit dezelfde plek als de vorige keer…
Zo gebroken als de achter as, konden wij weer op zoek gaan naar een plek om te pitten. Dit keer een wildcamping waar er in Wales gelukkig genoeg van waren. Tot zover.